

























1. Zijn er logische stappen gemaakt van analyse naar concept?
2. En zijn de stappen logisch van concept naar schetsontwerp?
Goede vragen waar we hieronder nader op ingaan.
De titel van het plan is: ‘Het groene oog’. Dit is een neutrale titel. Hoewel bruikbaar, zou het zowel voor jezelf als voor de opdrachtgever helpend zijn als je deze nog wat specifieker maakt. Groen is breed en kan alles omvatten. Als je iets ‘eigens’ in de titel kunt verwerken, dan heb je een richting te pakken en help je de consument met een kader en een denkrichting.
Iets ‘eigens’ kan bijvoorbeeld een kwaliteit zijn die je ontdekt hebt met behulp van de themakaartjes.
De titel stel je bij gedurende het ontwerpproces. Tip: werk als het even kan met een (werk)titel vanaf het begin.
Voor dit tuinontwerp heeft de student diverse themakaartjes gemaakt. Belangrijke thema’s zijn onder andere het Brabants Natuurnetwerk, privacy, en het nieuwbouwproject dat rondom het thema klooster is gebouwd. Verder noemt de student dat de tuin als ecologische stapsteen fungeert en dat er een groene verbinding moet ontstaan.
Bovenstaande uitspraken kun je zien als ontwerpuitgangspunten. Het is de visie die de ontwerper heeft over de ontwerpopgave. Het is nog geen concept.
In de uitspraken van de student zitten wel interessante aanknopingspunten voor een concept. Verbinding is een ‘groot’ begrip. De vraag is: wat gaat wat verbinden? En vooral: waarom? Het waarom vloeit voort uit de analyse waar je de themakaartjes bij nodig hebt. Als je dat kunt benoemen, vervlecht je jouw plan met de plek en de bewoners.
Als het een ecologische verbinding moet worden, is het zaak je af te vragen hoe zo’n verbinding er schetsmatig uitziet. Het gaat niet om details. Als ontwerper studeer je op een begrip als verbinding.
Tip: voor de uitleg van begrippen kun je gebruikmaken van de Lexicon der Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur van Meto J. Vroom.
Met zogenoemde ‘snelle schetsjes’ leg je de basis voor zo’n studie. Hoeveel varianten kun je bedenken? Met dit soort modellen ‘organiseren’ we de tuin. Je legt het model uitvergroot over de tuin heen en onderzoekt vervolgens of het potentie heeft voor de functies en andere kwaliteiten die je ontdekt hebt.
Is een ecologische verbinding het uitgangspunt, dan ga je als ontwerper op zoek naar de verschillende soorten ecologische verbindingen die je kunt bedenken. Dit soort onderzoek is kenmerkend voor het werk van een ontwerper. Kennis, maar misschien nog meer ‘het kijken naar landschap en natuur’, spelen hier een rol.
Omdat tuinen over het algemeen beperkt zijn in oppervlakte, kan nu eenmaal niet alles. Ecologie vraagt per definitie ruimte, dus maak je als ontwerper bewuste keuzes over wat wel en niet gewenst is. Bedenk altijd dat je als ontwerper de voorwaarden creëert voor de groeiplaatsomstandigheden. Daar ligt de basis voor duurzaamheid!
Het OpenAtelier is er elke maandag voor (oud)studenten die er online terecht kunnen. Hier kun je vragen stellen over tuinontwerp, conceptontwikkeling, ecologie, biodiversiteit, groen en klimaat.
Luister hier het gesprek tussen Dolf en de student op OA-Connect.


Waar je je ook bevindt, of het een grote tuin betreft of juist een heel kleine. Elke plek heeft kwaliteit, uitstraling en eigenheid. Het is de basis van ons vak om op zoek te gaan naar – wat wij met een mooi woord – Genius Loci noemen. Die is er altijd. Soms kun je ‘m meteen al duiden maar veel vaker zul je er als ontwerper flink wat werk voor moeten verzetten om het wezen van de plek of het landschap te duiden.

De landschapsarchitect Lawrence Halprin kampeerde een week op de plaats zelf om te analyseren voordat hij met zijn ontwerp begon. Iets soortgelijks doe ik ook als het opdrachten betreft die groter zijn en zich bevinden in een gebied dat ik minder goed ken. In dat gevalverblijf ik er langer, maak ik een wandeling of fietstocht. Ik onderzoek wat lokale kunstenaars maken; hoe zien zij het landschap? Snelle schetsen maak ik van plekken die mij opvallen in het landschap. Deze voorbereidende en inventariserende stappen zorgen ervoor dat ik affiniteit met de tuin krijg.
Het landschap ervaren uit eerste hand is een wezenlijke eerste stap. Voor ons ontwerpers is het de kunst om door de alledaagse functies die opdrachtgevers noemen, heen te kijken. De vuurplaats, Green Egg, schaduwdoek of trampoline zegt iets over hoe de consument zijn tuin wil gebruiken. Het zegt niet per se iets over het typerende van de plek. Vanzelfsprekend respecteren we de wensen van de opdrachtgever, tegelijkertijd proberen we daar doorheen te kijken, met een onbevangen blik, het gaat immers om het karakteristieke van de plek. Door je oogharen, met verwondering en jezelf vragen stellend; wat gebeurt hier en wat maakt deze plek bijzonder? Wat voel ik er bij?
Onze afhankelijkheid van digitale technieken helpt ons niet per se met die fundamenteledirecte observatie. De tip is om in de verkennende fase vooral handmatige schetsen te maken, om de plek, de tuin, het landschap te doorvoelen. Geen tablets maar simpelweg een stuk papier met potlood. Zo ongeveer als Matthijs den Boer te werk gaat met zijn stadsschetsen. Snelle toetsen waarmee het karakter en het eigene van de plek getoond wordt.
De tuin, het landschap leeft, het is een levende, ademende entiteit, naar de ritmes van de natuur, de verborgen kenmerken kun je de geesten van de plaats vinden die in het land wonen – die op het eerste gezicht niet te vinden zijn. Neem even de tijd en kijk door de bovenstaande aanhoudende observatieperiode, kun je het beeld vangen. Dwaal door het bos. Kijk nog eens!. De voorbijgaande stemmingen, ritmes en cycli van de Genius loci wacht om ontdekt te worden. Stem jezelf af.
Het landschap leeft! Evenals de tuin. Het zijn levende, ademende entiteiten. Kun je de verborgen kwaliteiten vinden? Neem even de tijd. Kijk! Laat het op je inwerken en kijk door het oppervlakkige heen, dwars door het alledaagse tumult en de goedbedoelde ruis van de opdrachtgever. Observeer laat je verwondering spreken! De Geest van de Plek is er om ontdekt te worden, je hoeft het alleen maar te zien! Stem jezelf erop af.


NLQF staat voor het Nederlands Kwalificatieraamwerk, een internationaal erkend systeem dat het niveau van opleidingen vergelijkbaar maakt. Dankzij deze inschaling weet je als student precies waar een opleiding staat ten opzichte van andere opleidingen. Onze opleiding is ingeschaald op niveau 5, wat overeenkomt met het Associate Degree-traject in het hbo. Dit geeft duidelijkheid voor Nederlandse én internationale studenten die hun studie willen vergelijken en een weloverwogen keuze willen maken.
De inschaling kijkt naar:
Belangrijk om te weten: het NLQF kijkt naar niveau, opbouw en de borging van het onderwijs. Voor jou als student geeft dit een indicatie van het niveau, het tempo en het leervermogen dat van je verwacht wordt.
Bij OA werken we volgens een duidelijke onderwijslijn:
lesinhoud – inschaling – onderwijs – examencommissie – examen – werkveldcommissie – terugkoppeling naar de lesinhoud.
Dit zorgt ervoor dat het programma actueel en relevant blijft. Vakdocenten en onderwijsspecialisten beoordelen en verbeteren voortdurend de onderdelen. De examencommissie bewaakt de kwaliteit en effectiviteit, terwijl de werkveldcommissie vooral kijkt naar de mate waarin het onderwijs aansluit op de markt.
Door duidelijke doelen, korte lijnen en continue evaluatie binnen de OntwerpAcademie zijnwe in staat effectief in te spelen op veranderingen.
Binnen de OntwerpAcademie kun je een eenjarig traject volgen en met een diploma uitstromen. Maar je kunt er ook voor kiezen een twee jarige traject te volgen. Niets moet maar als je wilt starten in het tweede jaar is een diploma van het eerste jaar – of een gelijkwaardig diploma - vereist.
Studeren bij OA betekent kiezen voor een opleiding die inhoudelijk sterk is, internationaal erkend wordt en je kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk vergroot. Flexibel studeren staat centraal. Wij ondersteunen je graag met de ontwikkeling van jouw groene carrière.

“Tachtig procent van mijn werk bestaat uit het maken van ontwerpplannen voor postzegeltuinen.” Lars Veenboer is tuin- en landschapsarchitect en al 15 jaar gespecialiseerd in het ontwerpen van stadstuinen in de regio Utrecht. Tijdens de Podium Boskoop-lezing van maandag 2 november jl. staat de kracht van de kleine tuin centraal. “Vanavond laat ik jullie zien hoe je ook voor de kleine stadstuin fantastische leefwerelden kunt creëren voor mens, dier en plant.”

Lars heet de volle zaal welkom en vraagt de aanwezigen naar de voordelen van een kleine tuin. De reacties variëren van “weinig onderhoud en minder duur” tot “geborgenheid en meer aandacht voor detail”.
Een definitie van een kleine tuin is er niet, maar Lars laat tuinen zien met oppervlaktes tussen de 20 en maximaal 100 m2. Van een extreem smalle pijpenla van 2 meter breed tot een tuin van 15 meter diep. Elke tuin biedt kansen en mogelijkheden, vertelt hij. In een kleine ommuurde en daardoor warmere tuin bijvoorbeeld kan wellicht worden gekozen voor meer exotische planten.
Vanavond staat de vraag centraal hoe je een kleine tuin zodanig kunt ontwerpen dat er een interessant beeld ontstaat en welke ‘trucs’ heb je daarvoor nodig. Op basis van 15 jaar ontwerpervaring heeft Lars er inmiddels een soort structuur voor gevormd. In zijn woonplaats schreef hij ooit een ‘prijsvraag’ uit voor de lelijkste tuin. Een ‘kanshebber’ was een smalle geheel betegelde tuin van 2,50 meter breed en 10 meter lang en ommuurd met een betonnen schutting. Slechts links en rechts enkele planten. In dit voorbeeld worden in feite de beperkingen benadrukt. Een andere veel gemaakte fout is dat men een kleine tuin als een soort Madurodam gaat invullen. Het advies is: laat iets gebeuren in een tuin, zorg voor een spanningselement, maar maak keuzes. Om te komen tot een passend ontwerp, maakt Lars een driedeling: concept, ontwerp en detaillering.
In deze fase kijk je naar de wensen van de klant, de omgeving, de juiste schaal en hoe je eenheid kunt brengen. Uiteraard dien je altijd serieus te kijken naar de wensen van de klant. De praktijk laat echter zien dat mensen over het algemeen heel veel willen. Maak keuzes en onderzoek of je bepaalde wensen kunt samenvoegen. Daarnaast is er veel te halen als je goed naar de omgeving kijkt. De context speelt altijd een rol. Door gebruik te maken van de context, zoals het ‘de tuin in trekken’ van groen of horizontale lijnen, doet de tuin groter lijken. Eenheid in een kleine tuin kun je realiseren door je te beperken in verschillende materialen en kleuren. Twee tot drie verschillende materiaalsoorten is voor een kleine tuin vaak het maximum.
De ‘ontwerptrucs’ of ontwerpmiddelen zijn: diepte, hoogte, breedte, diagonalen, hoogteverschillen, werken met barrières, suggestie en spiegeling. Diepte kun je benadrukken door in bijvoorbeeld een langwerpige tuin een langwerpig element te plaatsen: een vijver of een plantenbak. Hoogte is te realiseren door een pergola of boom. Je creëert dan als het ware een plafond waarmee je de hoogte ervaarbaar maakt. De breedte benadrukken doe je door de volle breedte te gebruiken. De pergola in het voorbeeld beslaat dan bij voorkeur de volle breedte van de tuin.
Diagonalen brengen beweging en dynamiek in de tuin. Diagonalen zijn ook lange lijnen, je kunt ze als een schuine lijn door de tuin laten lopen of meer genuanceerd met een getrapte of zelfs een gebogen lijn. Hoogteverschillen voegen ruimtelijk gezien veel toe aan de (kleine) tuin, toch is het opvallend hoe weinig dit wordt toegepast. Met een zorgvuldig uitgekozen hoogteverschil zet je de compositie aan, leg je accent op plekken waarmee je de ruimtelijkheid maar ook de spanning sterker maakt. Een hoogteverschil in de vorm van een op- of afstap, vooral in combinatie met iets hogers zoals een pergola of boom, zorgt voor veel effect. Afstapjes en treden zorgen er feitelijk voor dat de beweging wordt vertraagd, het maakt je bewust dat je een nieuwe ruimte of ander deel van de tuin in gaat. Hoogteverschillen zorgen ook voor een ‘spel van schaduwen’, hetgeen meer diepte suggereert.

Barrières zijn er in alle soorten en maten: een plant net voor een bocht zodat je niet kunt zien waar het pad heen gaat of eindigt, een pergola in het midden van een tuin of het bewust weglaten van een verbindend pad tussen twee terrassen waarbij het tussenliggende gras dan de barrière is. Het slim combineren van ontwerpmiddelen maakt de compositie en daarmee de tuinbeleving sterker. Het toepassen van suggestie is een bekend en veel toegepast ontwerpmiddel. We kennen het onder andere vanuit de landschapsstijl. De kunst is om zowel het begin als het einde aan het oog te onttrekken. Je ziet bijvoorbeeld een waterpartij door de tuin lopen, maar je kunt niet zien waar deze eindigt. Hetzelfde effect kun je bereiken met een rondgaand wandelpad. Het verdwijnt subtiel achter een groep struiken om op een andere plek in de tuin weer op te duiken.
Werken met spiegeling, reflecties en lichteffecten zijn heel aantrekkelijke middelen die direct meerwaarde toevoegen aan de beleving in de tuin. Een vijver waarin de weerspiegeling is te zien van een boom of oevervegetatie, werkt betoverend. Boomkronen waar het zonlicht doorheen schijnt en het zonlicht verstrooit en zachter maakt. Bedenk dat een vijver, waterpartij of waterschaal onder een bepaalde hoek voor reflecties van het licht op een gekozen oppervlak kunnen zorgen. Water in de tuin is belangrijk voor veel vormen van leven in de tuin en het wateroppervlak zelf zorgt voor veel ruimtesuggestie.
Naast compositie en ontwerp is ook de materiaalkeuze van belang. Ontwerpers bedienen zich van kleur, textuur, legverbanden, kunst, groen en dieren om de beoogde ruimtelijke effecten van een compositie te versterken. Een aantal spreken voor zich: felle kleuren zoals rood, geel en blauw, vragen aandacht en verkleinen een ruimte, terwijl grijsachtige tinten een ruimte groter doen lijken. Een lange tuin wordt langer als het verhardingsmateriaal in de lengterichting wordt gebruikt en een glad gestucte muur oogt ruimtelijker dan bijvoorbeeld een gemetselde muur. Met materiaal als grind of houtsnippers, versterk je het vlak zelf.
Bij textuur doelen we op hoe grof of fijn een bepaald oppervlak is. Bomen met grove bladeren zoals een Catalpa, verkleinen een ruimte, in tegenstelling tot soorten met heel fijn loof zoals een Tamarix. Combineer je ze met elkaar, grofbladig vooraan en een meer fijne textuur achteraan, dan vergroot je het effect.

Met een kunstwerk, een beeld, borrelend of opspattend water creëer je een centrum waar de aandacht naar toe gaat, het doet je de beperkte ruimte vergeten. Dieren tenslotte zorgen eveneens voor aandacht. Vogels die zich tegoed doen aan vijgen of bijen die zoemend de ene na de andere bloem bestuiven. Lars laat tot slot nog een aantal tuinontwerpen zien waarbij de diverse ontwerpmiddelen terugkomen.
Enkele boekentips: