Foto's: Rutger de Jong
„Omdat tuinen veel potentie hebben om iets te betekenen voor de biodiversiteit. Tijdens mijn opleiding Bos- en natuurbeheer leerde ik dat het daarmee erg slecht gaat in Nederland. In de bossen overigens niet. Omdat we de bossen de laatste vijftig, zestig jaar anders zijn gaan beheren, zijn die juist vooruitgegaan. Er wordt bijvoorbeeld minder opgeruimd, we laten meer dood hout liggen. En in plaats dat we zelf aanplanten, laten we de bossen op een natuurlijke manier verjongen. De structuur van de bossen is verbeterd en dat zie je terug aan vogelsoorten waarmee het beter gaat. Maar in de rest van het agrarische landschap is de biodiversiteit sterk achteruitgegaan.
Tuinen kunnen een grote rol spelen in natuurontwikkeling. In een relatief korte periode kun je in een tuin namelijk belangrijke veranderingen teweeg brengen. Mijn eigen tuin van 1.500 m2 is daar een goed voorbeeld van. Sinds 2014 hebben wij die stap voor stap aangepakt, eerst hebben we inheemse struiken en heesters aangeplant, vervolgens een bloemrijk grasveld ingezaaid, we hebben fruitbomen aangeplant en een natuurlijke vijver aangelegd. Nu is het een walhalla voor insecten, vogels en amfibieën. We hebben ook al eens een ringslang in de tuin gespot, hazelwormen en zelfs sporen van dassen.
Realistisch en slim ontwerpen
Tuinen zijn bovendien aan weinig regels gebonden. Op een stuk grasland met een agrarische bestemming kun je niet zomaar een grote vijver aanleggen of een stuk bos. In de tuin kan dat wel, daar kunnen mensen heel ver gaan. Je hebt veel vrijheid in hoe je die inricht. In een woonwijk zul je dan ook niet zo snel een monocultuur aantreffen, omdat iedereen zijn tuin anders inricht."
„Ja, maar je moet wel realistisch zijn en slim ontwerpen. Als je voor een grote oppervlakte een ontwerp maakt en je creëert in alle uithoeken plekken om te komen, dan is de mens dus overal aanwezig. Insecten die zitten daar niet mee, maar de meeste gewervelde dieren zijn schuw. Wezels, hermelijnen en een groot deel van de vogels zul je dan niet aantreffen. Bij een grote tuin zou je een deel kunnen opofferen waar je niet komt, en dat je daar dan een natuurreservaat van maakt. Het blijft van jou, het is mooi om naar te kijken, maar je gunt schuwe dieren daar hun rust.’’
„Ja uiteraard, maar een kleine tuin is heel waardevol voorde minder schuwe dieren; vogels als mezen, roodborstjes en winterkoninkjes bijvoorbeeld of vleermuizen. En er zit natuurlijk ook veel schoonheid en bijzonderheid in de kleine diertjes, de insecten. Daarnaast bieden kleine stadstuinen een habitat voor bijzondere planten, muurleeuwenbek (Cymbalariamuralis) en bepaalde varens groeien alleen maar in oude stadsmuren. Zorg dan dat zo’n muur lekker vol kan groeien. Bovendien kun je in een kleine tuin natuurlijk prima allerlei zeldzame planten zetten, een rode-lijst soort als knikkend nagelkruid (Geum rivale) is gewoon in de handel als vaste plant.”
„Nee, natuurlijk niet. Ik ontwerp ook vaak strakke tuinen met rechte lijnen. Voor het verhogen van de biodiversiteit maakt het niks uit welke vormen een tuin heeft. Vaak vragen klanten wel om een organische vormgeving. Als je in je tuin de natuur wilt ervaren, dan gaat dat natuurlijk makkelijker als de tuin ook natuurlijk oogt. Overigens vind ik het best uitdagend om een ontwerp met een organische lijnvoering kloppend te krijgen. Mooi vind ik het wel, vooral bij een heel modern huis is het contrast prachtig.”
„Klopt. Ik heb ook veel klanten aan wie ik advies geef hoe ze hun tuin biodiverser kunnen maken. Dan loop ik met ze door hun tuin en geef aan met welke ingrepen hun tuin nog aantrekkelijker wordt voor bepaalde diersoorten bijvoorbeeld. Zo helpt een eenjarig bloemenmengsel insecten wel een beetje, maar eigenlijk is het alleen maar een supermarkt of snackbar. Insecten kunnen er wel wat te eten halen - nectar - maar het is geen leefgebied voor ze. Wil je echt iets voor insecten doen, dan moet je verder denken. Dikkopjes - een vlinderfamilie - bijvoorbeeld, hebben overjarig gras nodig om in te schuilen en om hun eitjes in af te zetten. Zo’n hoekje is natuurlijk zo gemaakt. Zorg dus niet alleen voor nectarplanten, maar ook voor waardplanten in de tuin.”
Rutger de Jong (36) heeft twee jaar geleden zijn eigen ontwerpbureau opgericht in Doorn. Hij ontwerpt tuinen die ecologisch waardevol zijn. Die extra laag zit er altijd in. Aan Wageningen Universiteit heeft hij Bos- en natuurbeheer gestudeerd. Na zijn studie deed hij een aantal jaar werkervaring op bij het bedrijf Lily Pond in Wageningen, gespecialiseerd in natuurlijke zwemvijvers. Die werkplek bracht hem op het idee om meer te gaan doen met het ontwerpen van particuliere tuinen. Daarom volgde De Jong bij de OntwerpAcademie de opleiding Tuinarchitectuur. Samen met zijn vrouw Meike heeft hij bij zijn huis in Doorn een natuurrijke tuin van 1.500 m2 aangelegd die is opgenomen in de Open Tuinengids van de Nederlandse Tuinenstichting (Nts). De tuin is op afspraak te bezoeken.
Dit interview is aangeboden door Tuin en Landschap, een van de bladen waar we zelf ook veel inspiratie uit halen. Meld je aan voor de nieuwsbrief, met twee keer per week tips en nieuws uit de sector in je inbox. Of neem een (proef)abonnement op het magazine!