Zoals onderwijsdeskundige David Kolb al stelde, heeft ieder mens zijn of haar eigen leerstijl. Waar de een het liefst een boek pakt, leert de ander het best door te experimenteren. Ontwerpvraagstukken kunnen we ook op verschillende manieren benaderen. Als aankomend professional is het belangrijk te ontdekken op welke manier je het meest effectief werkt. Minstens zo belangrijk is dat je ontdekt uit welke werkwijze je het meeste plezier haalt. Bij het kiezen van je werkwijze, kun je je ook laten leiden door de aard van de opdracht.
Globaal genomen zijn er vier manieren om een ontwerpvraagstuk te benaderen:
Let wel, de indeling als bovenstaand betekent niet dat de methoden volledig van elkaar gescheiden zijn. Daarover straks meer.
Bij deze methode start je op rationele en systematische wijze met de inventarisatie (ruimtelijk, situationeel en functioneel) van de te ontwerpen ruimte. Hierbij staat de vraag centraal: wat is er allemaal, wat zie ik en hoe komt de ruimte op mij over? Afmetingen in relatie tot de beschikbare ruimte, verhoudingen, kleurgebruik, uitstraling van materialen, gevelverdeling, de vorm van de kavel, de manier waarop de woning is geplaatst, etc. De kunst is om meteen ‘ruimtelijk’ oog te leren kijken en alle aspecten te benoemen. Door schetsen te maken van de ruimte, kun je jezelf hierin trainen. Of maak foto’s als direct schetsen een te grote stap is. De foto’s print je uit en teken je over met behulp van transparant papier. Al tekenend kun je inventariseren, analyseren en leren te benoemen wat je opvalt aan de ruimte.
Dit is een methode waarbij je het programma van eisen centraal stelt en vandaar uit de functies een plek geeft. Zo ontwikkel je een paar scenario’s waarbij je steeds zoekt naar het op logische wijze samenvoegen en rangschikken van onderdelen die met elkaar te maken hebben. Je maakt bijvoorbeeld een ‘vlekkenplan’ waarbij de toegewezen plek van een gewenste functie, gerelateerd is aan de omstandigheden. Je plaatst bijvoorbeeld geen terras in een looproute en concludeert wellicht dat het gezien de oppervlakte van de tuin, logischer is van twee aparte terrassen er één te maken.
Een vlekkenplan is een scenario, géén concept. Met een vlekkenplan geef je op schetsmatige wijze aan welke functies er op welke plek kunnen plaatsvinden.
Je kunt als ontwerper ook uitgaan van wat een tuin voor de opdrachtgever betekent – al dan niet naar aanleiding van zijn of haar uitgesproken mening .Voor de een kan het een oase van rust zijn, een ander ziet het als het verlengstuk van de woonkamer met alle bijbehorende luxe materialen, een derde vindt dat de tuin een antwoord moet geven op klimaatverandering. De dieper liggende visie ‘kleurt’ de manier waarop je een tuin of andere buitenruimte gaat inrichten. Een sprekend voorbeeld uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw is de visie van ontwerper Louis Le Roy.
Voor deze ‘ecoloog avant la lettre’ waren buitenruimtes plekken om een diversiteit aan groeivoorwaarden voor vegetaties te creëren. Door bouwmaterialen en puin in borders, tuinen en groenstroken te verwerken, creëerde hij hogere en drogere delen die de ene keer in de zon en dus droger en de andere keer in de schaduw en dus vochtiger waren. Door veel verschillende soorten groeiplaatsomstandigheden te ontwikkelen, konden veel verschillende planten er zich vestigen. Het geheel moest vooral ook een zo natuurlijk mogelijk karakter krijgen. Le Roy ontwikkelde een duidelijk standpunt.
Ook zijn er ontwerpers die direct beginnen met het maken van maquettes of beelden verzamelen nadat ze een tuin of andere buitenruimte hebben gezien. Een goed voorbeeld daarvan is de Franse ontwerper Yves Brunier – hij maakte prachtige, collageachtige impressies, soms ook gecombineerd met fototechnieken en verf. Het ontwerp voor het Museumpark in Rotterdam is van zijn hand.
Waar de start van jouw ontwerpproces ook ligt, er zal altijd een fase in het ontwerptraject zijn dat je niet ontkomt aan het benoemen en duiden van typische kenmerken die horen bij een bepaalde plek. Intuïtieve ontwerpers slaan deze fase niet over, maar leggen elders in het ontwerptraject de relatie met de inventarisatie en analyse. Er is in die zin geen vaste route om tot je concept te komen. Je kiest de route die op dat moment het beste past bij de ontwerpvraag én die het beste past bij jezelf.
De praktijk laat bovendien zien dat er niet altijd een strikte scheiding is waarop je je ontwerp benadert. De ene keer staat je pet veel meer in de richting van een visie, de andere keer past het beter om het vraagstuk rationeel te benaderen. En natuurlijk hangt het ook af van het soort opdrachtgever, de omvang van het project, de ontwerpvraag en in welke context het plan zich bevindt. Niet elke vraag kun je op dezelfde manier beantwoorden.
Het ontwerpproces is een ingewikkeld proces, je moet rekening houden met veel factoren. Het is een continu proces van zoeken, afwegen en toetsen. Uiteindelijk gaat het er om dat je een zeker standpunt inneemt. Hoe kijk jij er naar als ontwerper? Het mooie en interessante van het ontwerpvak is dat je in zekere zin altijd de mogelijkheid krijgt iets te vertellen, te laten zien of goed te maken, ongeacht de afmeting van de tuin.
Voor welke benadering of startmoment je ook kiest, maak in elk geval altijd een begin en blijf niet wachten tot je alle informatie voorhanden hebt. Je kunt al heel veel met hetgeen je tot je beschikking hebt.
Wil je meer weten over de opleiding Tuinarchitectuur of ons andere aanbod? Zaterdag 11 september a.s. is er weer een Studievoorlichtingsmiddag. Meld je aan, dan rekenen we op je komst.