Natuurlijk is helemaal niets doen geen optie, wel kun je nadenken over hoe een verharding, een terras of pad, er uit moet zien. Afhankelijk van de manier waarop je het wilt gaan gebruiken kun je het meer vergroenen. Bovenstaand voorbeeld is wellicht extreem; een verharding die vooral een kijkfunctie heeft en af en toe gebruikt wordt om de ramen te zemen. De basis wordt hier gevormd door gebruikte draglineschotten van Azobé, een bijzonder harde, duurzame houtsoort.
Minder extreem is dat je tussen tegels of klinkers een ruimte overlaat van ongeveer een centimeter breed. Tussen de voegen zal spontaan onkruid - waarschijnlijk zoiets als straatgras - gaan groeien. Met een luchtkussenmaaier kun je het te hoge gras maaien. In het kader van gezond bewegen kan het natuurlijk ook met een eenvoudige handmaaimachine. Wil je wat meer tijd en geld investeren denk dan aan voegen die je inplant met bijvoorbeeld Tijm - bij voorkeur de laagblijvende zoals Thymus serpyllum - die is bovendien eetbaar. Een leuke bijkomstigheid is dat als je over de tijm loopt de takjes kneuzen en daardoor een lekkere geur verspreiden.
Een fraai voorbeeld van natuurlijke processen en meer in het bijzonder successie, is de destijds in onbruik geraakte Hofpleinlijn in Rotterdam, ook wel bekend als de Hofbogen. De Hofbogen bevinden zich zo’n 5 a 6 meter boven het maaiveld. Jarenlang heeft het spoor er verlaten bij gelegen. Na een aantal jaren kon je van beneden af de berkenbomen op het voormalige spoor zien groeien. Niemand heeft die bomen aangeplant. De berkenbomen zagen kans zich daar te ontwikkelen onder de gegeven omstandigheden: weinig grond, betonnen ondergrond, maximale instraling van de zon, enz. Het leuke is dat die vegetatie daar dus kennelijk het beste past en dat het helemaal niets heeft gekost. Inmiddels zijn er plannen gemaakt om de Hofbogen als dakpark in te richten.
Onderstaande afbeelding toont een ‘bosje’ waar niemand iets aan heeft gedaan en de natuur vrij spel heeft gekregen. Het bosje is ongeveer drie jaar oud. Het interessante is dat zo’n natuurlijke begroeiing veel verschillende soorten biedt: meerdere wilgen soorten zijn er te vinden, zoals de Geoorde Wilg de Salix aurita en een vooral dichte onderbegroeiing die veel te bieden heeft voor allerlei fauna als vogels, insecten en kleinere dieren als muizen en mollen.
Waarom plannen maken als het groen zomaar spontaan opkomt? Op zich een logische gedachte. Inrichtingsplannen blijven echter nodig omdat we een park, een tuin nu eenmaal willen gebruiken, er zijn functies. Je wilt ergens kunnen zitten in de zon of de schaduw, misschien willen bewoners of scholen wel gebruik maken van het park omdat er in de directe omgeving te weinig groen is. Of wat te denken van moestuinen of de mogelijkheid een vijver te creëren?
Voor tuinen is het vanzelfsprekend dat deze ruimte moeten bieden aan diverse functies. We zien de tuin als een buitenkamer die we op verschillende manieren willen gebruiken. Op zulke momenten wordt een inrichtingsplan heel handig. Want de ontwerper kijkt en combineert waar mogelijk de functies en tegelijkertijd zal hij of zij nadenken hoe je dat dan het beste kunt doen bij de aanwezige omstandigheden.
Een vochtige lage plek in de tuin blijkt dan bijvoorbeeld beter als vijver te kunnen worden ingericht. En misschien is dat gelijk een goede aanleiding om met hoogteverschillen te gaan werken. Maar, wat je ook doet, elk ontwerpingreep heeft gevolgen voor de micro omstandigheden en is dus bepalend voor de hoeveelheid licht, zon, schaduw, vochtigheid, droogte en voeding. De unieke combinatie van deze factoren bepaalt de groeiplaatsomstandigheden. Dat verklaart waarom we onderhoud moeten plegen en dientengevolge concessies moeten doen op ecologisch vlak.
De gewenste functies voor een tuin en de ingrepen daartoe, zijn direct van invloed op het onderhoudsniveau en dus het aantal ingrepen in het ecologisch proces die je moet doen. En van successie weten we dat het een continu proces is dat overal en altijd speelt.
Bovenstaande afbeelding laat een natuurlijke vijverrand zien in de tuin. De vijverrand is bemost en begroeid en vormt een diervriendelijke overgang van water naar het land. Wat niet (meer) zichtbaar is, is dat de rand is opgebouwd van puinstukken. Ook dat is ontwerpen, nadenken hoe je onderdelen in de tuin zodanig materialiseert dat er een goede balans ontstaat tussen de euro’s en het gewenste beeld.
De rechterfoto laat het verschil zien tussen een traditionele harde rand en een zachte rand. Te vaak en te gemakkelijk worden schoeiingen geplaatst die in veel gevallen op geen enkele manier aansluiten bij de omgeving. Ook daar gaat het om met ecologisch ontwerpen, dat je goed kijkt in welke omgeving je je bevindt en hoe je daar op reageert met passende (plant)materialen.
Voor het noordelijk deel van Europa (Boreaal district) geldt dat als we niets doen in onze tuin of het landschap, er een bosachtige vegetatie ontstaat als eindstadium. Dat geldt in het klein voor de spoorlijn hierboven beschreven, maar ook voor de polder en dus ook de tuin. Zelfs als de tuin helemaal bestraat is zul je, bij het uitblijven van onderhoud, na verloop van tijd ontdekken dat het onkruid tussen de tegels heeft plaatsgemaakt voor struikachtige heesters die verwoed hun best doen de tegels weg te drukken om op die manier meer ruimte te maken voor de volgende fase; de boomvormers. Dit proces noemen we in de ecologie successie. Een geruststellende gedachte vind ik zelf, dat de natuur zelf altijd met de beste oplossing komt en hoe dan ook probeert de omgeving te vergroenen.
Als je wilt weten hoe de natuur die strijd aangaat en op termijn wint dan is een bezoekje aan het plaatsje Doel in België een interessante inspiratiebron. Propageren mag ik het eigenlijk niet want het is verboden door dat verlaten dorpje te lopen en de huizen te betreden.
Terug naar onze tuin. Het bijzondere kenmerk van de tuin is zijn kleinschaligheid en het feit dat we er veel functies willen: borders, vijvers, gazon, terrassen, overkappingen, loungen, chillen, moes-tuinieren, spelen. Het is de kleinschaligheid en de veelheid aan wensen die voor nog meer versnippering zorgen en een puur ecologische tuin in de weg staat. Het is ook niet realistisch zoals ik hierboven heb beschreven. Professionele ontwerpers zijn er in getraind om de veelheid aan wensen van de consument te ordenen en te verbinden aan de aanwezige factoren als bodem, water en ecologie. Een ontwerper zal daarbij onvermijdelijk keuzes maken. Als je kiest voor alles, kies je nergens voor en zit je met een onduidelijk plan.
Ontwerpen betekent dat je randvoorwaarden schept, ecologisch of niet. Ontwerpen is studeren, kijken en onderzoeken. Het ecologische zit hem misschien veel meer in het ontwikkelen van een andere mindset - andere zaken mooi te vinden? Waarom blad ruimen? Of waarom moet een terras loeistrak zijn waarin ieder onkruid direct opvalt? Is de takstructuur van een kale struik niet net zo mooi als een bladhoudende struik. Een groenere mindset helpt om op een andere manier te kijken en andere accenten te leggen op wat mooi is. Het scheelt trouwens enorm veel werk in de tuin en dat is per definitie duurzamer en komt de biodiversiteit ten goede.
Tuinieren is ook ‘leren genieten’. Schoonheid zit hem juist ook in de kleine dingen. De afbeelding hierboven toont de herfstbladeren van de Liquidambar, een boom die bekend staat om zijn fraaie herfstkleuren. Bijkomende schoonheid zijn de tijdelijke afdrukken die in de verharding achterblijven. Het leren zien van deze kleine pareltjes vraagt om anders kijken. Het is bovendien vaak milieuvriendelijker en in bovenstaand voorbeeld zorgt het voor minder herrie van hogedrukspuiten.
Meer weten over ecologie en het ontwerpen met natuurbeelden?
Het boek De Groene Omgeving van Arie Koster is inspirerend en als je wat meer wilt lezen denk dan aan Het Ecokathedrale Proces van o.a. Louis G. Le Roy of van dezelfde schrijver: Natuur uitschakelen, natuur inschakelen.